3.4. omgaan met de politie

Dankzij het principe van de “onschendbaarheid van de woning” (zie 4.3),
heb jij als bewoner het recht om te bepalen wie er in je woonst mag
binnenkomen en wie niet. Dit geldt ook voor de politie. Tenzij de politie een
huiszoekingsbevel of een ontruimingsbevel kan tonen, mogen zij niet zonder
jouw toestemming het pand binnendringen, anders begaan ze zelf een
overtreding. Traditiegetrouw wordt aan de politie gewoon gevraagd om buiten
te blijven. Punt uit. Met uitzondering natuurlijk van de wijkagent wanneer
die je domicilie komt vastleggen.
Het moeilijke moment is echter wanneer de politie je tijdens de voorkraak
betrapt. Als je betrapt wordt bij het binnenbreken, maak je je best uit de
voeten en probeer je niet opgepakt te worden met breekmateriaal. Eens je
binnen bent, kan je proberen volhouden dat je bewoner bent van de woning.
Doe dit echter enkel wanneer je al huisraad binnen hebt, met een groep bent
en alle sporen van inbraak verwijderd zijn. Het beste is er natuurlijk voor te
zorgen dat de politie niet onmiddellijk binnen kan (barricaderen dus). Houd
deuren en ramen tijdens de kraak dicht voor de politie. Schat wel de situatie
in en reageer redelijk. Even een rustig contact met de wijkagent helpt om
latere overdreven reacties te vermijden. Als er daarentegen vijf goed gevulde
combi’s voor de deur staan, spreek je hen bij voorkeur onherkenbaar toe
vanuit het raam op het eerste verdiep (“het huis is gekraakt”, niet
antwoorden op verdere vragen!) of hang je een verklaring op de deur. Laat je
in geen geval intimideren of overbluffen door de politie. Je moet er nooit van
uitgaan dat oom agent altijd eerlijk de waarheid spreekt tegen jou. In veel
gevallen proberen ze je er gewoon uit te liegen door met gelijk wat te gaan
dreigen. Ken je rechten en blijf op je strepen staan.
Na de kraak kan de politie in theorie niet meer zoveel doen. Behalve
wanneer ze een huiszoekings- of ontruimingsbevel hebben of wanneer je je
schuldig maakt aan andere strafbare zaken (zie hoofdstuk 4).